BAP VAN DER POLROUTE (13,7 km).

Bap kun je zien als de oprichter van de Bappers. Deze loopgroep traint al tientallen jaren in de Amsterdamse Waterleidingduinen (AWD). Zelf loop ik, met onderbrekingen, vrijwel vanaf het begin mee. Helaas is Bap in 2009 overleden. Deze hardlooproute is als eerbetoon naar Bap vernoemd.

Net als alle andere routes start deze ook bij de rek- en strektoestellen vlakbij de watertoren.

Vanaf de toestellen lopen we naar de ingang Oase en gaan rechtdoor langs het beeld van Kees Verkade en langs het hek naar de dikke beuken, richting het zuiden. Na die beuken komen we bij het Sijmpjesbos. Een mooie naam waar ik geen verklaring voor heb kunnen vinden. Achter het bosje aan de rechterkant van het pad staat het zogenaamde Vinkershuisje. Dit huisje hoorde bij verdwenen boerderij Zeerust en werd gebruikt voor het vangen van vinken. Vooral in de herfst werd dit gedaan als de naar het zuiden trekkende vogels in massa’s voorbijkwamen. Met lokvinken en een net, dat met een touw kon worden dichtgeklapt, werden zo gedurende minstens vier eeuwen vele vogels gevangen. Om de lokvinken aan het zingen te krijgen (een vogel zingt vooral in het voorjaar als er een partner wordt gezocht) werden ze “gemuit”. Dat wil zeggen dat ze in de zomer in een donkere muitkast werden gezet. Tegen de herfst werden de schuifdeurtjes in de kast iedere dag iets meer open gezet. Als de vangsttijd was aangebroken, waren de deurtjes helemaal open en dachten de vinken dat het voorjaar was. Ze zongen dan het hoogste lied. Aan de zijkant van het huisje kun je de kijkgaten en de sleuf waardoor het touw voor het vangnet liep, nog zien.

Wat verderop lopen we langs het voormalige Verlengde Oosterkanaal. Dit kanaal heeft alweer jaren terug een fikse gedaanteverandering ondergaan en is omgetoverd in een soort natuurlijke duinrel. Het heet nu dan ook de Oosterduinrel. Links van het pad zijn een aantal oude teelhoeken voor rogge en aardappelen nog goed herkenbaar. In de zomer groeien langs het water vele rietorchissen. Na over het bruggetje aan de rechterkant te zijn gegaan, lopen we linksaf nog door een stukje Beukenlaan en komen uit bij de ingang Panneland. Dit heeft niets te maken met een grote kookwinkel, maar met de ligging in twee duinvalleien (pannen). Nu gaan we langs het hek van landgoed Vogelenzang, waar het oude landhuis van de familie Barnaart staat. De zichtlaan vanuit het huis loopt door tot in de duinen en is nog vrijwel intact. Als je naar links kijkt, is het huis dan ook goed te zien. Pas wel goed op voor de vele boomwortels. We volgen de gele route en gaan rechts af over het Bap van der Polpad. Dat is niet de officiële naam, maar wordt zo door de hardloopgroep De Bappers genoemd. Indertijd hadden we er zelfs een naambordje bij gezet. Een beetje verdekt, maar helaas was het binnen de kortste keren verdwenen. Vervolgens lopen we door tot het Oosterkanaal.

Het Oosterkanaal heeft zijn naam te danken aan de oostelijke ligging in de duinen. In deze omgeving stonden aan het begin van de vorige eeuw wat duinboerderijen. Het graven van het Oosterkanaal in 1925 zorgde daarna voor zoveel verdroging, dat het boeren al gauw onmogelijk werd.

Langs het water lopen we naar het pompstation. Kijk maar eens door de ramen naar de mooie machinerie. Na het pompstation ligt rechts het landje van Mie de Kraai. Ze woonde in haar duinhuisje met haar zoon en dochter en teelde aardappelen en hield wat kleinvee. Het huisje is allang verdwenen, maar de naam is gebleven. De Kraai was een bijnaam en die had ze danken aan een voorvader, die schipper was op de vissersboot De Kraai. Toen het varen niet meer ging, werd hij doodgraver. Als je dat weet, is de bijnaam De Kraai niet moeilijk meer te verklaren.

Bij het tweede bruggetje gaan we rechtsaf omhoog en na het veerooster opnieuw rechtsaf  over de Schramaweg. We lopen nu door een gebied dat honderden jaren in gebruik is geweest voor het telen van rogge, kool, aardappelen, erwten, bonen en boekweit. Schrama is een verbastering van de familienaam ’s-Gravenmade. Een weiland heette vroeger made. Een ’s-Gravenmade is dus een weiland van de graaf in leen of eigendom. In het voorjaar kun je hier nog steeds wat narcissen en sneeuwklokjes als herinnering aan de vroegere gebruikers aantreffen.

Links van de Schramaweg is het Franse Vlak. Onder andere in dit terrein werden in 1795 de Franse soldaten gelegerd. Tot groot ongenoegen van de grondeigenaren hadden zij in korte tijd alle aanwezige konijnen opgegeten en dat waren er heel veel. Na het vertrek van de Fransen probeerden de jachtopzieners de konijnenstand weer op peil te krijgen door zelfs met een grondboor holen voor ze te maken!

Na wat bochten zien we rechts een grote vlakte. We komen hier op het Vogelenveld. In 1821 werd in deze vallei in opdracht van jonkheer Barnaart een grote boerderij gebouwd. De vallei werd toen geëgaliseerd (vandaar die vlakte) en door greppels in akkers verdeeld. Toen liepen er hier verschillende beken, die in winter veranderden in bruisende stroompjes.

Op de T-splitsing gaan we naar rechts en bij de bank linksaf richting naar het Palmveld. De naam komt waarschijnlijk voort uit het feit dat er veel mollen in deze vallei voorkwamen. In de volksmond heette de mol vroeger ook wel palmdier of alleen maar palm. Ook kan het zijn dat hier jeneverbesstruiken groeiden, want die werden ook palm genoemd.

Voordat we op de verharde weg komen, passeren we het Klazenweitje. Dit is vernoemd naar Klaas Meiland (“Ouwe Klaas”) die hier zo’n 100 jaar terug een klein boerenbedrijfje had. Zijn huis stond vlakbij het “Witte” bruggetje.

Met een klein lusje naar links en rechts komen we uit op de verharde weg, vlakbij de Haverbaan. Daar gaan we linksaf en net voordat we naar rechts gaan, passeren we de Ome Janneberg. Dit duin is vernoemd naar “Ome Jan” van Honschoten die hier een leven lang jachtopziener is geweest. Hij is 93 jaar geworden. Blijkbaar hadden de duinen een heel gezonde invloed; we blijven hardlopen. Bovenop heb je naar alle zijden een prachtig uitzicht.

Bij het bochtje gaan we rechtsaf het onverharde pad op met links het Fazantenbos. Dit bos, of liever bosje, heeft zijn naam te danken aan de vele fazanten die hier beschutting en slaapplaatsen vonden. Nu zijn er vrijwel geen fazanten meer, maar tot in de zestiger jaren werden ze veelvuldig uitgezet voor de jacht. Ze werden door de duinwachters goed verzorgd met drinkbakken en extra voedsel in winter en voorjaar.

Het pad is flink geaccidenteerd. Door de Bappers wordt dit het Hooipad genoemd naar het ruigt (maaisels) van de duinweitjes dat hier ieder op de paden werd gestrooid. Links zien we eerst de Hazenberg en daarna de Berg van het Zegveld, die nu de Goverskol heet. Deze berg van Zegveld (of Zekveld) verwijst naar het natte verleden van de vallei. Zek is een oude naam voor het pijpenstrootje, een grassoort, die algemeen voorkwam in de vochtige valleien van dit gebied. Op zijn beurt heeft het pijpenstrootje zijn naam gekregen, doordat het vroeger werd gebruikt om het rookkanaaltje te maken in de klei van de Goudse pijpen. Je weet wel, die lange pijpen van de heren op de schilderijen van Rembrandt en Frans Hals. Ook kon je het gebruiken om het rookkanaal schoon te maken. Handig zo’n grasje. Leuk aan de naam is dat het ook wel bentgras werd genoemd. Daarmee wordt meteen duidelijk hoe Bentveld aan zijn naam komt.

We kruisen het paardenpad dat vroeger werd aangegeven met witte palen en door ons het Witte Palen Pad werd genoemd. Dit pad komt een heel stuk verder uit bij de tankwal vlakbij het strand. Jaren terug liepen we het wel eens. Door de zeer ongelijke ondergrond, veroorzaakt door de paarden, was dat een zware route. Terug gingen we dan over de 7-heuvelenweg die een stuk gemakkelijker was.

Na de kruising met het paardenpad houden we verderop links aan en na de Abelenwal en het veerooster lopen we langs de voormalige aardappelveldjes van het Voorste Panneland. Deze teelhoeken behoorden bij de boerderij Panneland. Deze stond links op de kruising met Pannelanderweg.

Wij steken over en zien rechts de opgaande duinen met als hoogste punt de berg Mikwel. Dit duin fungeerde indertijd als kogelvanger voor de jongens van de jonkheer. Ze moesten op dat schietbaantje leren “wel te mikken”. Nu is het duin al jaren afgesloten omdat er stuifkuilen liggen waar zeldzame organismen, zoals het zandtulpje en de gesteelde stuifbal (paddenstoelen) leven. Prachtige namen, maar één ondoordachte voetstap op of in zo’n stuifkuil en het geheel is voor jaren verstoord.

Als je naar links kijkt zie je aan de andere kant van het paardenpad flinke duinhellingen. Eén daarvan heet de Berg van de Roode. Het verhaal wil dat deze man bij het uitgraven van een konijnenhol, rechts van ons pad, door het zand is bedolven en het leven heeft gelaten. Die plaats heet nu nog de Kuil van de Roode.

We passeren nogmaals het paardenpad en houden links aan tot aan het kanaaltje en gaan na het dammetje meteen rechtsaf langs het water. Sinds 1957 wordt dit water, na voorzuivering in Nieuwegein, vanuit de Rijn naar de duinen getransporteerd. Daar is veel over te doen geweest. Het water was weliswaar gefilterd, maar ook zeer voedselrijk. Dit leidde tot een explosieve groei van groene drab of flap op het water en brandnetels en distels op de oevers. Natuurkenner Ger Londo riep in 1962 “Infiltreren is nivelleren”. Pas daarna kwam de voorzuivering op gang die nu zo efficiënt is, dat de samenstelling nauwelijks afwijkt van regenwater.

Bij het watervalletje (De Overstort) gaan we rechtdoor en daarna het bruggetje over door het prachtige lindelaantje.

Aan het eind hiervan linksaf over het stenige hobbelpad langs het pompstation. We komen dan uit op de Blauwe weg. Die naam ontstond doordat hier voor het eerst asfalt voor een weg in de AWD werd gebruikt. Hier rechtsaf en na een klein stukje, het loopt lekker wat omlaag, zijn we terug waar we zijn begonnen.

Martin Scheringa

Bron voor de historische gegevens:

Lezen in het duin: historie en landschap van de Amsterdamse Waterleidingduinen

Gert Baeyens & Jaap Duyve: samengesteld naar gegevens van F.P. van den Berg.

Amsterdam: Stadsuitgeverij Amsterdam

"Astrid, Barnaart en Cycloop: het ABC van het AWD"

Gert Baeyens & Jaap Duyve © Genootschap Oud De Zilck